Mos en korstmosbegroeiing

Tekst Klaas van Dort

Rond boogsterrenmos Plagiomnium affine Zumpe mosbegroeiing
Rond boogsterrenmos (Plagiomnium affine), een soort die op bosgrond en in grasland groeit.

In De Zumpe zijn blad-, lever- en korstmossen goed onderzocht. Tijdens de vegetatiekartering van 2008 zijn in totaal 67 soorten mos aangetroffen (55 bladmossen en 12 levermossen) en 38 korstmossen. In vergelijking met eerdere onderzoeken is het aantal mossen gestaag toegenomen van 43 in 1983, 55 in 1999 tot 67 in 2008 (zie tabel hieronder). Vooral de maatregelen tot natuurherstel hebben hun vruchten afgeworpen. Op plaatsen waar de bodem is geschraapt hebben zich interessante pioniersoorten weten te vestigen. De bossoorten (hoofdzakelijk epifyten) zijn iets toegenomen. In de graslanden zijn geen grote veranderingen opgetreden.
Voor het eerst is ook de korstmosflora van De Zumpe systematisch onderzocht. Behalve het Soredieus leermos komen in De Zumpe geen terrestrische korstmossen voor. De lijst bevat vrijwel uitsluitend epifyten en stamvoetbewoners met een voorkeur voor bomen met een voedselrijke schors. Met uitzondering van de uiterst zeldzame epifyten Isidieus vingermos en Witkopvingermos (determinatie Leo Spier en André Aptroot) gaat het om landelijk algemene korstmossen.
Op bosgrond en boomvoeten
In de elzenbroekbossen (Carici elongatae-Alnetum) van De Zumpe is Gewoon sterrenmos (Mnium hornum) de meest talrijke soort. Het groeit in dikke kussens, voornamelijk op en rond boomvoeten, soms in gezelschap van Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata) en Fijn laddermos (Kindbergia praelonga, synoniem Eurhynchium praelongum). Beekmos (Leptodictyum riparium, synoniem Amblystegium riparium) groeit in broekbos veel op dood hout en strooisel langs het water. Gewoon dikkopmos (Brachythecium rutabulum), Groot rimpelmos (Atrichum undulatum), Fijn laddermos en Gewoon pluisjesmos (Dicranella heteromalla) zijn beperkt tot de droge rabatten. Dit viertal groeit minder nat dan Beekmos en geeft de voorkeur aan min of meer vochtige en voedselrijke omstandigheden. Deze soorten zijn dus vooral te vinden in de bossen die als Stellario-Carpinetum en Pruno-Fraxinetum zijn aangemerkt, evenals Kleisnavelmos (Oxyrrhynchium hians, synoniem Eurhynchium hians), Rond boogsterrenmos (zie foto hierboven) en Gerimpeld boogsterrenmos (Plagiomnium affine resp. undulatum). Ze vormen matjes of zoden op de bosgrond in het populierenbos en op rabatten in het Adderbroek. Glanzend platmos (Plagiothecium denticulatum) en Klein platmos (Plagiothecium laetum) hebben een voorkeur voor boomvoeten. De matjes zijn in grote getale aangetroffen in het Wilgenbroek en het bos ten westen van de Zompewei. Ze delen hun standplaats met Fraai haarmos (Polytrichum formosum), het levermos Gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla) en op lichte plekken met het korstmos Smal bekermos (Cladonia coniocraea). Typisch voor de natte wilgenstruwelen is Gewoon viltsterrenmos (Rhizomnium punctatum), dat op een enkele plek in het Adderbroek is vastgesteld. Alle genoemde soorten zijn in Nederland algemeen. Dat geldt niet voor Boompjesmos (Climacium dendroides), die op een plek in het Adderbroek groeit. Deze forse moerassoort staat als kwetsbaar op de Rode Lijst Mossen.
Op stammen en takken
De epifytenbegroeiing in de tamelijk dichte en daardoor donkere bossen van De Zumpe wordt in de meeste situaties gedomineerd door Gesnaveld klauwtjesmos (vroeger bekend onder de naam Gewoon klauwtjesmos) en de grijze korreltjes van het korstmos Gewone poederkorst (Lepraria incana). Veel epifyten zijn lichtminnend. Daarom zijn de meeste soorten te vinden op bomen aan de bosrand en vooral op solitaire bomen. Knotskroesmos, Gewone, Grijze en Broedhaarmuts (Ulota bruchii, Orthotrichum affine, O. diaphanum en O. lyellii) zijn toegenomen. Drie andere lichtminnende epifyten, de levermossen Helmroestmos (Frullania dilatata), Bleek boomvorkje (Metzgeria furcata) en Gewoon schijfjesmos (Radula complanata), hebben zich nieuw weten te vestigen, evenals Gewoon muisjesmos (Grimmia pulvinata), een topkapselmos dat gewoonlijk op steen wordt aangetroffen. Deze soorten zijn karakteristiek voor de lichtminnende mossengemeenschappen uit de klasse Frullanio-Leucodontetea. Hun uitbreiding zou verband kunnen houden met de verbeterde luchtkwaliteit in de regio. Wellicht speelt de hogere luchtvochtigheid als gevolg van maatregelen tot natuurherstel de epifyten eveneens in de kaart. Landelijk bezien tonen ook veel epifytische korstmossen een duidelijk positieve trend. Op de dikke populierenstammen langs de IJsbaanwei komen soortenrijke epifytenbegroeiingen voor met onder meer Bosschildmos (Flavoparmelia caperata), Groen boomschildmos (F. soredians), Dun schaduwmos (Hyperphyscia adglutinata), Glanzend schildmos (Melanelia fuliginosa), Verzonken schriftmos (Opegrapha rufescens) en Rijpschildmos (Punctelia ulophylla). Het Adderbroek is een ‘hot spot’. Hier zijn twee uiterst zeldzame korstmossen aangetroffen, Isidieus vingermos (Physcia clementei) en Witkopvingermos (Physcia tribacioides), beide op de stam van een Gewone es.
In grasland
In de graslanden van De Zumpe komen weinig mossen voor. Korstmossen ontbreken nagenoeg; alleen in het vrij vochtige en ruige grasland met Pitrus, Moerasrolklaver en Zomprus (Dotterbloemhooiland)  komt één maal Kopjes-bekertjesmos (Cladonia fimbrata) en Soredieus leermos (Peltigera didactyla) voor. In het verleden kwam in een schraal graslandje bij de sportvelden een Rendiermossoort voor (dat perceel is nu overdekt met een nieuw aangelegd sportveld). Alleen Gewoon dikkopmos is talrijk. Op open plekken en in trapgaten kunnen zich pioniers vestigen, zoals Knikmossen (Bryum spec.; vooral Bryum rubens.), Slankmos (Leptobryum pyriforme) en Gewoon knikkertjesmos (Physcomitrium pyriforme).
In de natuurontwikkelingsterreinen
Voor mossenliefhebbers zijn de geschraapte terreinen in De Zumpe interessant. Op veel plaatsen hebben zich zeldzame pioniers weten te vestigen. Smal watervorkje (Riccia canaliculata) is bekend van slechts 65 atlasblokken, voornamelijk in de oostelijke helft van Nederland (BLWG Verspreidingsatlas mossen on line; juni 2008). Dik landvorkje (Riccia beyrichiana) is iets algemener. Ook het vrij zeldzame Groot kortsteeltje komt hier voor, en het Soredieus leermos (Peltigera didactyla), het enige terrestrische korstmos van De Zumpe. Met de komst van deze pioniers is de mosflora van De Zumpe de laatste jaren flink verrijkt.

 

Wilgenstam met begroeiing van Knotkroesmos (Ulota bruchii) en linksboven Grijze haarmuts (Orthotrichum diaphanum).

 

Isidieus Vingermos (Physcia clementei).

Een zeldzaam epifytisch korstmos.

(Foto Wim Langbroek)

bladmossen levermossen 2008 Zumpe
Tabel met gevonden blad en levermossen (2008)
Korst mossen Zumpe 2008
Tabel met gevonden korstmossen (2008)