Paleogeografie van de omgeving van de Zumpe

"Het Nederlandse landschap is sinds het einde van de laatste ijstijd, 11.700 jaar geleden, voortdurend veranderd. Waar we nu rondlopen was ooit een toendra, een rivierdelta of een ondiepe zee. Het einde van de laatste ijstijd markeerde het begin van een nieuwe geologische periode, het Holoceen - de relatief warme periode waarin we nog steeds leven."

Zo begint de tekst in het boek:

Atlas van Nederland in het Holoceen.

Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd.

 

De kaarten hieronder geven de situatie aan vanaf 9000 j. v. Chr.  Dus vanaf het begin van het Holoceen, het open landschap wordt opgevuld met bossen. Den en Berk overheersen in de bossen.

Gedurende ongeveer de overgang van het Boreaal naar het Atlanticum is het veen afgezet uit onderstaand pollendiagram (het profieldeel ligt op 20-60cm onder maaiveld van de Zumpe). In het diagram neemt het aandeel van de genoemde bomen en struiken toe. Vooral Els neemt toe d.w.z. aanwezigheid natte gronden. Wilg is daarentegen nauwelijks aanwezig.

In het pollendiagram (op 40 cm diepte; vroeg Atlanticum) hebben naast het QM (Quercetum-Mixtum), o.a. grassen (Gramineae) en waterplanten hun maximum. In de Zumpe en omgeving zouden stilstaande open wateren moeten voorkomen, waarin veen gevormd kan worden. In de onderstaande kaart van de omgeving van de Zumpe uit het Atlanticum (8000-5000 v. Chr), wordt voor het eerst veenafzetting aangegeven. Omdat veen zich alleen in stilstaand water kan afzetten, zijn in die tijd de waterpartijen afgesloten van rivieren(invloed).

Animatie: Helemaal onder aan deze pagina een animatie van Nederland tussen 9000 vóór Chr en 2000 na Chr.

Bronnen:

* Bron Kaarten, tekst en animatie: Vos, P., J. Bazelmans, H. Weerts, M. van der Meulen, 2018. Atlas Van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd. Amsterdam Prometheus.

* Schema: Berendsen, H.J.A., 2008. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Assen.
* Voorbeeld pollendiagram: eind van de laatste ijstijd tot en met Holoceen in de Zumpe.

 

Pollen(stuifmeel)diagram van een veenprofiel (20-60 cm -mv) uit de Zumpe (Eikenmoeras).
Pollen(stuifmeel)diagram van een veenprofiel (20-60 cm -mv) uit de Zumpe (Eikenmoeras).

Uitsneden van paleogeografische kaarten uit de omgeving van de Zumpe.

Op deze kaart van 9000 v.Chr. lopen we, met een dikke jas aan, in een toendra. Grote delen van de Noordzee zijn drooggevallen en zand is als dekzand (Pleistoceen zand) over Nederland geblazen. 

Zand uit rivierbeddingen is door de zuidwestelijke wind oostwaards geblazen en als rivierduinen op de oostoever afgezet als rivierduinen.

In deze periode, het Preboreaal en Boreaal, sluit het open landschap van het Weichselien begroeid met dwergstruiken (heide) en Dwergberk zich, doordat zich Berk en Grove den vestigen.

Wat later, in het boreaal, vestigen zich ook loofbomen zoals Els en Hazelaar. Het bos sluit zich.

 

Veen afzetting begint, maar nog niet in de Zumpe.

Ten tijde van het Atlanticum verdringen de loofbomen (Eik, Els en Iep) Den en Berk. De dennen nemen in aandeel af.

Later verschijnen ook Beuk en Haagbeuk.

In de Zumpe is voor het eerst veen afgezet. De waterpartijen zijn afgesloten van het stromende systeem.

In het Subboreaal verschijnen Beuken in het bos, maar Iep verdwijnt langzaamaan. De eerste tekenen van landbouw laten zich zien (stuifmeelkorrels van granen in pollenprofiel).

Veenvorming treedt steeds sterker op in deze periode het Subboreaal. Ook in de afgesloten waterpartijen ten noord-oosten van het latere Keppel en Hummelo, wordt veen in een vroegere Rijnbedding afgezet. Dit systeem vormde samen met dat in de Zumpe, de verlaten Rijn-bedding uit het Saaliën.

Op grotere schaal wordt veen afgezet.

Subboreaal.

In natte landschapsdelen groeien vooral bossen met Els, terwijl op de drogere delen bos groeit met Eik en Beuk etc.

Op veel plaatsen in de latere Achterhoek wordt veen afgezet.

In het begin van het Subatlanticum breidden Beuken en Haagbeuken zich uit ten koste van Hazelaar. Hazelaar is lichtminnend; men zou dus kunnen concluderen dat de bossen dicht begroeid waren.

Kruiden treden hernieuwd op. De oorzaak is niet, zoals in het laat Glaciaal, van klimatologische aard, maar het is de mens die in toenemende mate de begroeiing beïnvloed.

De geul met veen in de Zumpe is bijna aangesloten aan de geul die ten n-o van de latere Kruisbergse bossen.

Subatlanticum.

150 Jaar later zijn de veranderingen beperkt.

In dit deel van het Subatlanticum groeit meer Haagbeuk in de bossen.

De Rijn en IJssel hebben de veenafzettingen weggespoeld of afgedekt met zand en klei. Veen in de Achterhoek blijft bestaan; de stromende rivieren hebben geen of weinig invloed op het gebied.

Subatlanticum.

Tegen het eind van het Subatlanticum verschijnen meer cultuurplanten o.a. granen. De invloed van bos neemt af.

De veengebieden zijn grotendeels in cultuur gebracht of ontwaterd. Op de arme zandgronden ontstonden door het ingrijpen van de mens heidevelden, die zich soms al vanaf het Subboreaal , maar vooral in de Middeleeuwen geweldig uitbreiden. In het begin van de negentiende eeuw was op de hogere zandgronden nauwelijks bos overgebleven.

 

De veengeul ten n-o van de rivierduinen blijven bestaan (ten noorden van de Kruisberg en Zumpe).

Subatlanticum.

Er zijn nog slechts kleine stukken met veenafzetting over gebleven.

Het grotere stuk met veen in het oosten van de kaart is het Aaltense Goor.

Subatlanticum.

De situatie zoals we deze kennen. Steden zijn verschenen. Sommige liggen op de rivierduinen (Doetinchem, Gaanderen, Terborg, Silvolde). Op dit kaartdeel wordt alleen in de Zumpe veenafzetting aangegeven.

De veenafzetting in het Aaltense Goor is onder door de wind afgezet zand (dekzand) bedolven.

Subatlanticum.

Animatie van Nederland tussen 9000 vóór Chr en 2000 na Chr.
Animatie van Nederland tussen 9000 vóór Chr en 2000 na Chr.